Kamera Easy Autoguiding-Set60

De chipgrootte wordt door de afmetingen van de chip bepaald. Hoe groter de chip, des te groter het gewonnen beeldveld.

De randlengte van de meestal vierkante pixels waaruit een camerasensor bestaat.

Het beeldformaat beschrijft het type bestand waaronder het vastgelegde beeld kan worden opgeslagen.

De bitdiepte wordt ook wel het dynamisch bereik van een chip genoemd. Hoeveel bits een afbeelding heeft, betekent ook hoeveel verschillende grijstinten kunnen worden weergegeven. De diepte van de beeldinformatie is hier direct van afhankelijk. In een opname met 1 bit beelddiepte zijn alleen zwart-witte punten te zien. In dit geval kan men nauwelijks spreken van een echt beeld. Veel details die met het blote oog worden waargenomen, ontbreken nog. 16 bit betekent een weergave van meer dan 65.000 grijstinten.

Een camera die de automatische trackingcontrole via de belichting overneemt en zelfstandig corrigeert.

Toont de aansluiting of de schroefdraad van het product op de kant die naar de telescoop is gericht. Dezelfde adaptergrootte moet altijd op de telescoop beschikbaar zijn.

Een schroefdraad die vaak in videocamera's wordt gebruikt. Voor de aansluiting op een telescoop is een adapter van C-montering naar 1,25" nodig.

Elke CCD-camera heeft de neiging om beeldruis te produceren. Een beeldfout die als een soort lelijke nerf op het beeld verschijnt. Het is vooral merkbaar bij langere belichtingstijden. Naast de algemene ruis is er ook een ruis die wordt veroorzaakt door het uitleesproces van het beeld: de leesruis.

Het bereik van de buitentemperatuur waarop het instrument optimaal werkt.

Hoe kleiner de brandpuntsafstand van een oculair, des te hoger is de vergroting in combinatie met een telescoop.

Optische telescoopbuizen worden meestal via een aangepaste zwaluwstaart met de telescoop verbonden. Dit maakt een snelle op- en afbouw van de telescoop mogelijk.